Nieuws
Jacoba van Beieren tijdens het Lustrum in slot Oostende
Kent u dat schilderij van mij?
O
Nou daar zit ik zo
Daar kijk ik zo
Waar ik dat zoete, dat serene, dat verhevene heb
Nou, dat is nep
Ik sta op m’n burcht en ik tuur van de tinnen
De slag zal om kwart over negen beginnen
Ik zeg tegen Gozewijn: “Gauw naar de zolder
En haal uit de motzak m’n maliënkolder”
Ik wentel de wenteltrap af, met m’n page
En kijk uit het venster van de bel-etage
Het slotplein krioelt van de edele Hoeken
Die staan al te springen in ijzeren broeken
M’n page zegt: “O, gravin. Kijk, kabeljauwen”
Ik kijk hem vernietigend aan en zeg: “Nou en
Vooruit, laat ze komen en lig niet te meieren
Ik ben toch ten slotte Jacoba van Beieren”
Daar gaat ie van hassebas, waar is m’n ros
Ik stijg in de zadel, ik rij er op los
Daar komt al een vijand. Ik hak en ik hauw
A, Willem van Arkel, jij rotkabeljauw
Dan roep ik “Victorie, hoera voor de hoek”
En dan veeg ik m’n zwaard af aan m’n new look
De mensen in uw tijd die zijn niet veel wijzer
Al hebben ze dan ook geen harnas van ijzer
Al hebben ze dan geen ros
Ze hakken d’r op los
In de krant en dat is nog veel grijzer
Ik doe veel aan liefde: ik trouwde vier mannen
Ik was op m’n derde al onder de pannen
Toen ik drie was trouwde ik Jan van Touraine
’t Ging mis, d’r kwam na een week al een scene
Toen kwam m’n neef Jan, m’n tweede gemaal
Maar ’t was zo vulgair wat die deed allemaal
Dat ik zei: “Nee Jan, luister es, zo gaat het niet hoor
Lees jij eerst ‘Ja, ik wil’ d’r nog maar eens op door”
Nou dat ging ook al uit
Toen kwam nummer drie an
Dat was Humpfrey van Gloucester, een Engelse he-man
Hij zei: “I’m very fond of you, darling”
Nou, hij deed erg correct, maar ik vond ’t een naarling
Hij eiste zo veel die Engelse gade
Hij was zo erg Engels, u kent dat wel: hij wou dat ik baadde
Ik zei: “Baden, Humfrey, soms ook Mensendieck?”
Nou toen werd ie boos en ‘o, let me’ en bastiek
Nou, toen werd ik echt een vamp en ging heel woest leven
Dat kon, want ik had zo ontzettend veel neven
En eindelijk kwam Frank, dat was m’n vierde
In een koperen pak dat van achteren kierde
Nou, ’t ging, maar ’t was allemaal zo déjà vu
Ik hou niet zo erg van mannen meer. U?
Gelooft u mij, mevrouw daarginds in de stalles
De liefde in mijn tijd was ook niet echt alles
Die Jan en Diederik
Die zitten in ‘t blik
Wat in bepaalde situaties nogal mal is
Ik ga op de jacht met een valk op mijn vinger
Die ik zo af en toe eens het luchtruim in slinger
En dan vang ik wel eens een beer of een eland
Maar après tout, is ‘t stomverveland
Op zaterdagmiddag dan zijn er toernooien
Waar ze aldoor elkaar van hun paarden afgooien
Maar behalve m’n valk en behalve m’n mannen
Heb ik één hobby, Jacobakannen
Ik ben gek op kannetjes
Ik maak steeds maar plannetjes
Voor nog meer kannetjes
Nog meer kannetjes
O, ’t wordt een obsessie
Tot ik haast kook
Wat Kan kan, kan Jacoba ook
Maar ik verpraat m’n tijd
Want ik moet nog proberen
Om een knoop aan Frank z’n demi te solderen
En dan m’n lievelingsvalken nog trimmen
Waarvoor ik in zeventig bomen moet klimmen
Dus ik dank u, ’t was me een zoete plicht
Jacoba gezien, kastje dicht
Bron: https://muzikum.eu/nl/hetty-blok/jacoba-van-beieren-songtekst
Reacties
Log in om de reacties te lezen en te plaatsen